woensdag 27 oktober 2010

U discrimineert!

‘U discrimineert in uw stukjes, meneer Hoogeboom!’ werd mij laatst toegevoegd. ‘Want waarom noemt u nooit een Turkse of Marokkaanse of Surinaamse naam? Die zullen toch ook vast wel in Dirkswoud wonen? Of niet?’ Zoals altijd wanneer het onzin betreft, blijkt de klacht niet te komen van een Turk, Surinamer of Marokkaan, maar van een godvergeten landgenoot.
Maar hoe onzinnig de klacht ook is, ik zal nu beschrijven wat er met de van oorsprong Ghanese heer Kwebena Boateng, wonende op de Zuidervaart 87, is gebeurd. Ik zou dat pas doen over tien of vijftien stukjes, over een maand dus ongeveer, maar laat ik de klacht meteen maar ontzenuwen.
De heer Boateng was onder meer bloedprikker voor de trombosedienst te Dirkswoud. Dat werk deed hij in een bijzaaltje van het Parochiehuis, elke ochtend van 8 tot 10 uur. Daarnaast werkte hij voor de oncologische wijkverpleegkunde, ook te Dirkswoud.
Hij zegt: ‘Die meneer Wilders is misschien een beetje griezelig ghi ghi, maar gewaarlijk is hij niet. Hij moet woor die 12.000 extra mensen in de ouderenzorg gaan zorgen, en die extra politieagenten. Dat lukt hem nooit, dus dan is zijn carrière in de Tweede Kamer woorbij. Winaal!’
In verband met de drie moorden te Dirkswoud (zie hierhier en hier) is hij op het politiebureau geweest, bij mijn goede vriend Leo (‘Leonardo’) Goossens, die hem heeft ondervraagd. Dat heeft mijn goede vriend Leo misschien niet zo handig aangepakt, want hij had gezegd: we hebben een verdachte! Zo kwam het in De Dirkswoudenaer te staan, tenminste. De mensen van De Dirkswoudenaer hebben het eens nagezocht, en de heer Boateng was in alle drie de gevallen niet aanwezig bij die doodsongevallen, dus hij kon eenvoudig de moordenaar niet zijn.
Het is goed dat we een vrije pers hebben in Dirkswoud, zeker, maar nu moet de heer Boateng ook helemaal gezuiverd worden van alle blaam, en weer aangenomen worden door de trombosedienst en door de oncologische wijkverpleegkundige dienst. Dat is nog niet gebeurd. Dat moet wel gebeuren.

zaterdag 23 oktober 2010

Dat heeft iemand willen verhinderen

De herfst heeft ook in Dirkswoud zijn intrede gedaan. De bomen verliezen hun bladeren, het waait, het regent, en de Dirkswoudenaren worden allemaal sjagrijnig. Als je vraagt: ‘En mevrouwtje, hoe gaat het nu?’ dan krijg je als antwoord: ‘Slecht!’
Ik ken slechts één Dirkswoudenaar voor wie de seizoenen niet schijnen te tellen: Gerard Wagenaar, 51 jaar oud, kerngezond, wonende op de Oosterzij 103.
‘Kom binnen, kerel!,’ zei hij. Ik word altijd een beetje zenuwachtig als ik zoveel levenslust ontmoet. Hij gaf me meteen een handje pompoenpitten. ‘Die moet je eens opeten, jongen! Goed voor je prostaat. Ik eet ze al twintig jaar lang en ik pis het wc-blok nog steeds zowat van de vloer af!’
Ik zei dat ikzelf altijd zittend piste, als een dame, omdat dat minder spetters gaf en dus schoner was. Daarvan wou Gerard niet weten: ‘Als ik staand kon kakken, deed ik dat ook staand.’
Gerard is in het dagelijkse leven reclameschrijver voor reclamebureau DOP (Dirkswoud On Publicity), dat laatst nog bijna een Gouden Loekie kreeg voor een advertentie, bestaande uit een foto van het tamelijk dikke achterwerk van een dame, met daarbij de tekst: ‘Reuzel helpt ook!’
‘Dat was om het dikzijn uit de obesitas-sfeer te halen. Het was een serie met volle melk helpt ook, Franse kaasjes helpen ook, reuzel helpt ook, slagroom helpt ook, enzovoorts,’ aldus Gerard. ‘En wie houdt er nu niet van een dikke kont? Ikke wel, hoor!’
We liepen zijn achtertuin in, waar hij zijn eigen pompoenen teelde. ‘Het is alleen jammer dat die advertenties maar zo kort te zien zijn geweest. Er kwam iemand met een klacht bij de Reclame Code Commissie. Die zei: ik zie alleen maar blanke konten, waarom geen negerinnekont? U discrimineert!’
‘En daar was die Commissie het mee eens?
‘Ja. Dat zijn van die dingen waar ze altijd op letten, helaas.’

donderdag 21 oktober 2010

Zo leerden we dat op school

Ik reed vanochtend weer eens over de Noordhollandse lanen en dreven, groetend en wuivend, in mijn comfortabele, witte Citroën Berline, totdat ik aankwam in het landelijke Dirkswoud. Ik parkeerde mijn automobiel, en daar was mijn goede vriend Leo (‘Je mag ook Leonardo zeggen’) Goossens, de Dirkswoudse politieagent.
‘Wat, heer Hoogeboom, een problemen!’ zei hij.
‘Vertelt u maar. Dat lucht op.’
‘U kent het zaadveredelingsbedrijf van de Westertjes?’
Dat kende ik inderdaad: een prachtig bedrijf aan de Oosterzij. Het behoorde toe aan de broers Bernhard en Clovis Wester, die hun voornamen hadden gekregen van hun vader Hendrik, wiens bedrijf later werd overgenomen door zijn twee zoons.
‘Welnu! Hun hele voorraad bloemkoolplanten is vorige week gestolen. En wie moet dat weer oplossen? Ik. Deze meneer, ja.’
‘Dat is niet zo mooi. Ze wilden net internationaal gaan met hun bloemkool, had ik gehoord. Heeft u al aanwijzingen?’
‘Weinig. De broers zaten op die avond in Amperzat op de biljartclub, hun vrouwen waren ook niet thuis. De buren hebben om een uur of tien wel een vrachtwagen horen komen en ze hoorden ook wel dat er iets ingeladen werd, maar die buren dachten dat dat gewoon de broers Wester zelf waren, die aan het overwerken waren.’
‘Maar Clovis en Bernhard zaten in het café.’
‘Ja. Ze kunnen het dus niet zelf gedaan hebben.’
‘Wie heeft er een vrachtwagen in Dirkswoud?’
‘Ik denk dat er drie vrachtwagens zijn in Dirkswoud. Buiten de vrachtwagen van de Westertjes zelf dan. Die drie vrachtwagens rijden ’s nachts en ’s ochtends vroeg voor de C-1000 supermarkten.’
‘Die kunnen we dus uitschakelen. U moet weten dat de zaden voor die bloemkoolplanten genetisch gemodificeerd waren, waardoor ze ook op leemachtige gronden goed groeien. Dat was waarom ze ermee de internationale markt op zouden gaan. Dat heeft iemand willen verhinderen. Eens denken... Er zijn in Noord-Holland ongeveer 35 zaadveredelingsbedrijven, collega’s van de Westertjes. Daar moet de schuldige tussen zitten, lijkt mij. U zou Clovis en Bernhard eens moeten ondervragen. Vragen wat zij zoal verteld hebben over hun bloemkoolplanten aan de collega’s. Ook moeten die geweten hebben dat er op die avond niemand thuis zou zijn. Dus: wie hebben zij verteld dat ze op die biljartclub zaten. Waar zaten hun vrouwen?’
‘Op de zangvereniging in het Parochiehuis.’
‘Die drie dingen, de bloemkoolplanten, de biljartclub en de zangvereniging, moeten ze aan iemand hebben verteld. Daar moet je dan verder zoeken.’

dinsdag 19 oktober 2010

Te weinig manschappen

‘We zaten met te weinig manschappen in het verkeerde land,’ zegt de 84 jaar oude Kees Klaver uit Dirkswoud. Hij zat van 1947 tot 1950 in Indië, je had toen nog dienstplicht. ‘Als we wat hadden willen betekenen, dan hadden we minstens een miljoen Nederlandse soldaten daar moeten hebben. En dat had wel gekund, maar dan had je het een oorlog moeten noemen. Niet een politionele actie. En het was nog zo kort na de tweede wereldoorlog, hè?’
‘Van die drie jaar Indië heb ik alleen twee houten beeldjes overgehouden. Gekocht in Surabaja. Daar lagen we, hè? Ik heb zelf nooit gevochten, als er een schot werd gelost, vluchtte ik in een boom. Ik was schrijver in Indië, ik werkte voor adjudant Jager.’
‘Wat wij van de Indiërs hebben geleerd, is koken. De Indiërs doen door al hun eten trassi, dat geeft het die typisch Indische smaak. Trassi, ketoembar, sereh, kemirinoten, djahé, lombok. Ja, ze aten er goed van!’
‘Toen ik terugkwam in 1950, ben ik meteen getrouwd met Marie. Ik kende Marie al voordat ik naar Indië ging, we hadden contact via Radio Bandung. Ik werd loodgieter in Dirkswoud. Maar ik heb steeds het idee gehad dat we met te weinig manschappen in het verkeerde land zaten, ik kan er niets aan doen. Ik bedoel, in Nederland voelde ik me ook niet meer senang. Te koud, dit land.’
‘Ik had wel weer naar Indonesië terug willen gaan, maar toen het zo ver was, overleed Marie. Ze kreeg botkanker. En om nou in je eentje te gaan... Dan weet je wel zeker dat je manschappen tekort komt.’
‘En nou ben ik 84 en wil ik nog steeds naar Indonesië toe. Heuvels, bergen, vulkanen, oerwoud, watertjes waar je lekker kunt vissen. Indonesië is het mooiste land van de wereld. Dat vond Rudy Kousbroek ook, die is geboren op Sumatra.’
‘Ik heb nog steeds een goede hand van schrijven. Kijk, ik doe mijn ballpoint tussen mijn wijs- en mijn middelvinger. Zo leerden we dat op school, hè? Dat leren ze niet meer, tegenwoordig.’
‘Wij zijn in het verkeerde land geboren.’

zondag 17 oktober 2010

Je moet er wat voor doen!

Er zijn zes of zeven branden aangestoken, de laatste twee jaar, in het duingebied bij Bergen. Wat de politie dan moet doen, natuurlijk (ik weet niet of ze het gedaan hebben), is: fotograferen wie er bij hebben gestaan tijdens het blussen. Dan heb je meestal de dader wel. Er kan ook een geval zijn van een brandweerman die het vuur heeft aangestoken, en die vervolgens de brand gaat oplossen. Dat komt niet zo vaak voor, maar het is in de Verenigde Staten al een paar keer voorgekomen.
Aangenomen dat de politie nog steeds geen dader heeft gevonden, en aangenomen dat ze de mensen tijdens de blussing hebben gefotografeerd en geanalyseerd – het wordt toch tijd uw analyse te verbreden tot de brandweermensen. Speciaal tot de brandweermensen die op de plaats zijn geweest waar de brand ontstond.
Maar dat is teveel werk, natuurlijk. De prioriteit ontbreekt. Te weinig manschappen. U kon niet tijdig genoeg een fotograaf regelen enzovoorts.
Hetzelfde overkwam een winkelier in Dirkswoud, de heer Klaver van Klaver Carillons, aan de Oosterzij 38. De heer Klaver is een struise zestiger die al veertig jaar lang carillons en carillonnetjes verkoopt. Hij werd overvallen door twee jongens, gewapend met een pistool, die er vandoor gingen met de inhoud van de kassa en met een werkstuk, het Carillon de Bruges. De heer Klaver belt de politie, de politie neemt op, en het duurt nog drie kwartier voordat de politie arriveert.
De gearriveerde politieagent (Leo Goossens, een goede vriend van me, overigens) is nu nog bezig getuigeverklaringen op te nemen van de buren. Terwijl ze bijvoorbeeld hadden kunnen nagaan wie er kennis hadden van de recente aanwinsten van Klaver: het Carillon de Bruges bijvoorbeeld. Dat heeft niet in de krant gestaan, dus weinig mensen hebben er weet van.
Ook bij de recente moorden in Dirkswoud moet de politie op die manier te werk gaan, lijkt mij. Slimmer dan tot nu toe. Doortastender. Diepgravender. Ik zou de politie te Dirkswoud wel een handje willen helpen, maar een uitgestoken hand wordt niet altijd geschud, zoals u weet.

vrijdag 15 oktober 2010

Een lichtende toekomst!

Het worden mooie tijden voor ieder in Dirkswoud die van kippesoep houdt! Mevrouw Sara de Waard, van de vroegere Fourniturenzaak De Waard (‘Die zaak liep niet meer, dus die heb ik opgedoekt’) aan de Westerweg 73, gaat op ditzelfde adres Toktok beginnen.
Herman van der Woude van De Dirkswoudenaer: ‘We hebben besloten dat mevrouw De Waard gratis mag adverteren, eenmaal in de week, voor haar kippesoepbar Toktok. Op voorwaarde dat wij van de krant allemaal eens in de week een kom soep van haar krijgen. Ik dacht dat wij zo een win-win-situatie gecreëerd hebben.’
Sara de Waard: ‘Ik wou mijn voorraad uit de fourniturenzaak niet zomaar wegdoen – trouwens, er was toch geen koper voor – dus heb ik al die knoopjes, ringetjes, applicaties, stukjes band en koord vastgezet op mijn stoelen en tafels. Die zien er nu gezellig uit! Ik heb tien tafeltjes en veertig stoelen, en ik ben in mijn eentje, dus kun je nagaan wat een werk het was!’
En hoe gaat u het met de kippesoep doen?
‘Op maandag ben ik dicht, dan heb ik mijn vrije dag. Dinsdagochtend maak ik een grote pan Hollandse kippesoep en een grote pan andere kippesoep. De eerste week wordt dat pinda bravoe, dat is Surinaams, en dat houdt eigenlijk alleen in: kippesoep plus iets scherps plus pindakaas. De volgende week wordt het Javaanse kippesoep. De week daarna wordt het Thaise kippesoep. Enzovoorts. Maar de basis is steeds: de ouderwetse soepkip.’
Ik neem aan dat er stukjes brood bij een kom soep gaan?
‘Ja, uiteraard. De klanten mogen kiezen: wit of bruin. Een kom soep plus wat stukjes brood kost bij mij 3 euro. Want ik hoef er geen grote winst op te maken, ik doe het voor de gemeenschap.’
Hoe laat kunnen de mensen bij u terecht voor een kom kippesoep?
‘Ik ga om 12 uur open en ik sluit om 6 uur, van dinsdag tot en met zondag. Want maandag heb ik een vrije dag. Een mens moet ook zijn rust pakken tenslotte. Op maandag ga ik langs met twaalf kommen kippesoep die ik van de zondag nog overheb, bij De Dirkswoudenaer en dan heb ik ook de tekst voor de advertentie van die week bij me. Ja jongen, je moet er wat voor doen! Het is heus meer dan alleen maar de kip uitpluizen en de groenten snijden!’

woensdag 13 oktober 2010

Niet met de socialisten

Het overwegend katholieke en CDA-stemmende Dirkswoud kent natuurlijk wel een communistische  cel. Een cel waarin voortdurend wordt vergaderd, een cel van waaruit voortdurend brochures uitgaan, die huis aan huis worden uitgevent. Ze zeggen zelf: wij zijn geen communistische splintergroepering, maar een socialistische hulpgroep. Hun adres mag ik niet bekend maken, maar we zitten aan de Noordervaart.
Hier is een van de belangrijkste woordvoeders, J. de V.: ‘Wij zijn, door de omstandigheden gedwongen, ondergronds gegaan, dat is waar. Daardoor kunnen wij niet rechtstreeks meer zorgen voor de rechten van de arrebeiers. Waarvan er nog zoveel zijn! Hun rechten, daar gaat het ons om, daar vechten wij voor. Onder onze leiding kan daar een eind aan gemaakt worden. Neem nu dit voorbeeld, dat schreeuwt om een revolutie. En reken maar dat wij dan voorin staan! Tuinder Barksen krijgt er een paar hectaren grond bij, en ontslaat meteen één van zijn beste hulpjes. Waarom, dat weten wij niet, meneer Barksen! Het zal komen door uw koelakkendom. Daardoor hebt u geen weet van de rechten van de kleine man. Maar wacht maar totdat de kleine man opstaat en, onder leiding van de revolutionaire garde, duidelijk maakt wie er nu de baas is! Dan zult u wel anders piepen, meneer Barksen!’
Ik vroeg: ‘Dat koelakkendom waar  u  het over had, dat was toch een door Stalin in 1930 uitgevonden non-probleem, dat alleen maar miljoenen doden heeft opgeleverd?’
J. de V.: ‘Wij houden Stalin in ere, meneer. Wij houden van onze Grote Vriend Aller Mensen. Hij heeft misschien op een enkel punt wat foutjes gemaakt, maar het is ook zo’n groot land! Dan is het onvermijdelijk dat er fouten voorvallen. Kijk eens positiever naar de man! Hij heeft Rusland omhooggetild vanuit een grauw moeras naar een lichtende toekomst!’
Daarop zei ik: ‘Ja, maar hij heeft mede de Tweede Wereldoorlog veroorzaakt in 1939. Hij heeft daarnaast 20 miljoen doden op zijn geweten. Dan kun je toch geen gunstige...’
Op dit punt aangekomen, werden de hoofden roder en kwader en ik besloot dat het beter was zeer snel het pand te verlaten. Met gelovigen is het altijd kwaad kersen eten.

maandag 11 oktober 2010

De Dirkswouders zijn wel verstandiger

De heer Gerard Antonissen, fractievoorzitter van het Dirkswoudse CDA, zegt over het nieuwe kabinet en wat er zoal gaat gebeuren, het volgende: ‘Het beste was natuurlijk geweest als we met de sociaal-democraten iets waren gaan doen. Niet met de socialisten, daar hebben we schoon genoeg van. Dat is onbetrouwbaar volk, maar de sociaal-democraten zijn altijd, hoe zal ik het zegggen, nogal volgzaam geweest. Een prima combinatie. Maar goed, nu zitten we in het kabinet-Wilders, want dat is even een ernstiger probleem. Tuurlijk moet er bezuinigd worden. Er gaat ook bezuinigd worden, maar veel minder dan die beroemde achttien miljard van meneer Rutte. Die heeft dat getal ook maar uit zijn duim gezogen natuurlijk.
Een gouden idee van Maxime is geweest, het neerzetten van de zeer populaire Gerd Leers op Immigratie en Inburgering, of hoe dat ministerie ook gaat heten. Een jaar geleden was Gerd nog de gebeten hond in Maastricht, hij zou de boel getild hebben, maar dat zijn we allang vergeten. Het wordt botsen tussen Leers en Wilders. Gerd heeft in interviews al meer dan eens duidelijk gemaakt hoe hij over Wilders denkt. Dus.
Wij blijven het hier in Dirkswoud allemaal maar aanzien. We zitten hier nu met pastoor Engelbertus, die wel een goed katholiek is, maar die ook teveel invloed wil hebben. Zo wil hij de film Zeitgeist niet laten vertonen in het Parochiehuis. Dat wil de rest van het CDA nu juist wel: de mensen informeren over hun godsdienst. De pastoor zegt dat het allemaal opruiende taal is, maar dat is het niet. Ik heb die film zelf al gezien, en opruiend is het zeker niet. Het enige bezwaarlijke is dat goden als Horus en Mithras gelijkgesteld worden aan Jezus Christus. Of eigenlijk: die worden hoger gesteld dan Jezus, want ze waren al zoveel duizend jaar eerder dan hij aan de beurt. Je zou kunnen zeggen dat we net zo goed de zon kunnen aanbidden en aan astrologie moeten gaan doen. Wel, dat vindt het CDA óók goed als u dat doet. Binnen het CDA kunt u altijd terecht, met al uw religies. Zelfs als u een atheïst bent, kunt u in het CDA terecht.’

Het hele openbare leven staat stil

Dierendag (4 oktober) is altijd een feestdag geweest in het landelijke Dirkswoud. Ze noemen het Dierendansdag. Het is niet zo dat de Dirkswouders op Dierendansdag hun levende have laten dansen, want dat kun je één keer doen en dat kun je twee keer doen, maar de derde keer komt er iemand van de Diereninspectie kijken. Nee, de Dirkswouders zijn wel verstandiger. Ze gaan zelf dansen, onder het motto: wij zijn zelf ook beesten, waarom zou je op 4 oktober nou een feestdag gaan maken voor alleen de andere dieren? 
De kerk verbiedt deze gedachte natuurlijk, bij monde van pastoor Engelbertus, die er de bijbel bijhaalt om te verkondigen dat wij mensen naar het beeld van God geschapen zijn. Maar de katholieke bevolking heeft nooit de bijbel gelezen, en redeneert ongeveer: jij mag elke keer je processies houden, dan moeten wij onze feestjes ook mogen houden.
Om zeven uur in de ochtend opent het ‘danskantoor’ in café Amperzat, waar men zich kan inschrijven. Inschrijving dient niet getweeënlijk te geschieden. Na de inschrijving wordt je naam op een briefje geschreven en in een hoge hoed gedaan. Daaruit wordt je naam getrokken en de naam van de danspartner, met wie je de gehele dag zult moeten dansen. Het maakt niet uit welke dans je doet, het mag de cha cha cha zijn, de Engelse wals, de slowfox, de rumba, de tango. Alles mag, maar je moet het wel een hele dag lang volhouden.
Het dansen begint om negen uur ’s ochtends en duurt tot negen uur ’s avonds. Als je dus boodschappen moet doen bij de slager, dan zul je dat dansend moeten doen. Als je een pilsje gaat drinken (zeer slecht voor de benen!, je kunt beter een jenevertje nemen), dan moet je dat ook dansend doen.
U kunt zich wel voorstellen wat hiervan de gevolgen zijn. Een ongekende piek in de geboortecijfers in het begin van de maand juli, dat natuurlijk ten eerste, maar ook huwelijken, scheidingen enzovoorts. En u kunt zich wel voorstellen dat het de volgende ochtend een geroezemoes is bij de dokter, die het elk jaar op de 5e oktober druk heeft met de ledematen van de Dirkswouders.

zaterdag 9 oktober 2010

Het echte werk

De Sint Clarakerk van Dirkswoud is niet genoemd naar Clara van Assisi of Clara van Goes of Clara van Japan, maar naar Clara Fornari uit Umbrië, Italië, die stierf in 1744, en van wie niets meer bekend is dan dat zij reeds vanaf het moment van haar intrede bij de Clarissen, een zusterorde, begiftigd was met bovennatuurlijke genadegaven, vooral tijdens het gebed. Haar feestdag valt officieel op 9 december, maar daar heeft pastoor Engelbertus, wegens de onhandigheid van die datum (zo vlak na Sinterklaas en zo vlak vóór Kerstmis), 9 oktober van gemaakt.
Het hele openbare leven staat stil op 9 oktober. De Dirkswouders gaan naar de H. Mis, waarin de preek van pastoor Engelbertus handelt over bijvoorbeeld een landloper, wiens rechterbeen geamputeerd was na ‘knobbelkoorts boven de knie’ en die naar het Clarissenklooster strompelde, daar door de heilige Clara werd ontvangen en wiens rechterbeen in de dagen erna ‘er weer aan groeide’. ‘Geen wonder,’ aldus de pastoor, ‘dat wij ons op deze dag tot Sint Clara wenden!’
Na de H. Mis volgt elk jaar de Sint Claraprocessie, die door heel Dirkswoud voert en veel vertier geeft voor de honden.
’s Middags voetbalt het eerste elftal van R.K.V.V. Sint Clara een vriendschappelijke wedstrijd tegen een club uit een naburig dorp, een wedstrijd die sinds enige jaren niet meer bezocht mag worden door de keiwerpers, omdat zij voor problemen zorgden.
’s Avonds is er in het Parochiehuis een toneelvoorstelling van de R.K. Toneelvereniging St. Clara, en ook de R.K. Schaakvereniging St. Clara doet van zich spreken. De schakers organiseren elk jaar op 9 oktober een tweezet-toernooi. Men kiest tien schaakdiagrammen uit (zoals het diagram dat boven dit stukje staat afgedrukt; dat is overigens een tamelijk onbekende van schaakkunstenaar Sam Loyd met als opgave: wit zet in twee zetten mat. Zet uw oplossing in de reacties). Wie de meeste ervan weet op te lossen, wint.
En ’s nachts gaat het nog tot een uur of twee door in café Amperzat, met muziek van het duo Kant & Clara.

donderdag 7 oktober 2010

Makkelijk zat

Twee of drie keer per jaar ga ik op bezoek bij Leo en Cora Goossens. Leo (‘Je mag ook Leonardo zeggen’) is de politieagent van Dirkswoud. Hij woont op de Westerweg 188. Leo en Cora hebben twee zoons: Piet, 14 jaar, die volgens vader Leo ‘al een echte handhaver van wet en orde’ is, en Jacob, 11 jaar, die ‘zich nog moet bewijzen’. Jacob zelf zegt dat hij in stilte werkt aan zijn toekomstig schrijverschap. Wel, hij heeft al een ongelukkige jeugd, dus met dat schrijverschap zal het wel goed komen.
De laatste keer dat ik bij Leo en Cora op bezoek was, spraken wij als volgt.
- Leo, kun je mij nou eens uitleggen wat het verschil is tussen het politiewerk van zeg vijftig jaar geleden en het politiewerk van nu.
- Het verschil is de jeugd. Vijftig jaar geleden was ikzelf nog geen politieagent, maar mijn vader was het wel. En die had ontzettend veel te stellen met de jeugd van Dirkswoud. Wilde rasballen, noemde hij ze. Die wildheid is er nu wel uit, naar mijn idee. Er is ook geen hangjeugd in Dirkswoud. In Dirkswoud zijn ook nooit provo’s geweest. Tegenwoordig zitten al die jongetjes achter hun computer, dus dat maakt het politiewerk er een stuk gemakkelijker op.
- Je kunt je dus wijden aan het echte werk.
- Ja. Ik weet nog dat in mijn vaders tijd de weduwe Van der Waaij op klaarlichte dag werd overvallen in haar huis. Het duurde, door de ellende die hij ook had met die wilde rasballen, een eeuwigheid voordat hij iemand in de kraag kon vatten. Een half jaar. En die had het nog niet eens gedaan ook, bleek later. Wat ook een groot verschil is: de regeltjes waar je je als politieman aan moet houden. Neem alleen het DNA-onderzoek maar. Ik zeg: gooi dat maar allemaal in mijn pet. Waardeloos. Wat moet je als politieman doen? De verdachte aanhouden en voorgeleiden. Punt uit.
- Is er tegenwoordig een zaak waar je mee bezig bent, Leo?
- Nee. (Dit gesprek vond plaats vóórdat deze zaak zich afspeelde.) Moorden en doodslagen hebben we hier niet, in Dirkswoud. Een vredig dorpje. Overvallen en inbraken hebben we ook bijna nooit. Maar als ze gebeuren, dan staat hier Leo Goossens paraat! Traag, maar efficiënt. Met uitgekiende verhoortechnieken!
- Zo mag ik het horen, Leo.

woensdag 6 oktober 2010

Je moet soms in de kleinste hoekjes wroeten

Dit is Jan. Waar woont Jan? Jan woont in Dirkswoud. Zijn papa is kruidenier. De grootste kruidenier van het héle land. Van Europa. Van de wereld. Ja, kom niet aan Jan z’n papa! Want dan wordt Jan heel boos! Tandpasta, krentenbollen, pindakaas, alles kun je kopen in zijn winkel.
Jan is al acht jaar. Hij zit in de vierde klas, bij meester Veertmans. Het leren gaat oké, zegt meester Veertmans over Jan. Maar Jan moet wel beter opletten in de klas. En minder vrolijke keet trappen.
Maandag deed Jan nog dit in de klas. Terwijl meester Veertmans iets op het bord schreef. Hij schreef ‘Egypte’ op het bord. En toen liet Jan zich gewoon vallen. Gewoon uit zijn schoolbank viel hij. Daar lag hij. En de klas begon al te lachen, toen Jan riep: ‘Oh! Ik heb ziektes!’ Dat was lachen geblazen! Meester Veertmans, die links is, want hij schrijft links, kwam erbij en vroeg: ‘Waar doet het pijn, Jan?’ De hele klas stond er omheen te ginnegappen. En Jan zegt: ‘In m’n piramide, meester!’ ‘In je wat?’ vroeg meester Veertmans. ‘Het is alweer over,’ zei Jan. Hij stond op, en boog voor de hele klas. Ja, een grappenmaker eerste klas is Jan! Wat hij later zal worden, weten we nog niet. Maar het zal een beroep om te lachen zijn.
Op woensdagmiddag heeft Jan vrij. Dan gaat Jan eerst een uurtje helpen in papa’s winkel. En dan steelt hij soms kleine dingetjes, zoals Belgische caramelbonbons. Gewoon onder zijn trui stopt hij een doosje, want het zijn heel platte doosjes. Zijn vriendje, Pierke Hanink, van de ijzerwinkel, heeft dan soms ook iets gestolen. Zoals een doosje schroeven of spijkers. En dan maken ze een bordje met Spijkers en bonbons! Heel goedkoop hier! erop. En dan gaan ze gewoon langs de weg zitten. Dan is het wachten op mensen die voorbij fietsen. Dat ze stoppen. Soms zijn de bonbons op, en dan zet Jan gewoon een streep door en bonbons. Makkelijk zat.
Of Jan en Pierke gaan appelen jatten. In de achtertuin van mevrouw Verwees, daar hangen mooie appelen! Maar mevrouw Verwees heeft een heel gevaarlijke hond, een bruine. Maar dat kan Pierke heel goed. Met hondensnoepjes houdt hij de hond rustig, dat hij niet gaat blaffen. En ondertussen klimt Jan de appelboom in en pakt hij onwijs veel appelen. Maar op een keer kwam mevrouw Verwees naar buiten. Toen had je de poppen aan het dansen, want die hond begon ook te blaffen. Jan sprong natuurlijk uit de boom en hij kwam onder de schrammen te zitten. Ja, met Jan kun je lachen!

dinsdag 5 oktober 2010

Ik ben me aan het bezinnen

Katlijn Everse (een grapje voor de goede verstaanders: Katlijn heeft géén Japans gezicht. Ze heet gewoon Katlijn) is een schat van een meid van 19 jaar, blond, goed gevormd, onschuldig, zelfstandig wonend aan de Noorderweg 26 in De Kaagsteeg, een wat rommelig ingericht huisje, maar wat wil je. Op zo’n leeftijd ruim je nog niet alles op. Ik reed, wuivend en groetend, door De Kaagsteeg in mijn comfortabele, witte Citroën Berline, vermoedend dat ik mijn grenzen eens moest verleggen.
Ik moet zeggen: vergeleken met de bevolking van Dirkswoud is die van De Kaagsteeg heel redelijk te noemen. Ik ontmoette Katlijn in café ’t Hoekje in De Kaagsteeg, waar ik mijn prachtige auto parkeerde. Katlijn bevond zich als enige in het café, ze stond achter de bar en ze had nog een uurtje dienst toen ik er aankwam. Het lieve meisje wou namelijk antropologie, of zoiets, gaan studeren in Amerika, moest nog een jaartje sparen en stond daarom ’s middags in de kroeg.
Ik geef u het letterlijke gesprek dat tussen ons heeft plaatsgevonden, en dat ik ook heb doorgegeven aan de Dirkswoudse politieagent Goossens. Voortreffelijke vent overigens.
- Je hebt weinig volk, Katlijn.
- De mensen werken, hè?
- Ach zo. Wat voor antropologie ga je eigenlijk studeren?
- Culturele antropologie. Volkenkunde noemden ze dat vroeger.
- Ach! Dat is toevallig ook mijn terrein! Zo bestudeer ik al sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw de Dirkswouders.
- Wat valt daar nu aan te bestuderen, meneer?
- Heel wat, Katlijn! Heel wat. Maar je moet soms in de kleinste hoekjes wroeten om iets naar boven te krijgen.
- Hi hi!
- Zal ik je straks naar huis rijden in mijn auto?
- Uitstekend.
Een kwartier later maakte Katlijn de bar en de glazen schoon, en kwam Henk de Wit binnen, de café-eigenaar. ‘Zo Katlijn, is je oom binnen?’ ‘Nee hoor,’ zei ik glimlachend, ‘ik ben een studiegenoot van Katlijn.’
We reden naar de Noorderweg, naar Katlijn’s adres en gingen naar binnen, om nog even na te praten over de antropologie en wat dies meer zij. Een half uurtje later vertrok ik weer naar huis.
Nu blijkt dat Katlijn twee dagen later dood is aangetroffen in haar woning. Vermoord, zo’n onschuldig meisje dat geen kwaad in de zin had. Volgens politieagent Goossens was ze geworgd en ook seksueel betast geworden. Of ik daar iets mee te maken had. Ik zei natuurlijk, naar waarheid, neen.

maandag 4 oktober 2010

Er moet een modernisering komen

Pier Hanink van IJzerhandel Hanink (Oosterzij 39) geeft zijn strijd voor een betere maatschappij niet op. ‘Zoals mijn vader en mijn grootvader hebben moeten knokken om vooruit te komen, zo berust ik ook nooit. Het zal in mijn genen zitten. Ik ben zelf van na de oorlog, maar zoals de Haninkjes hebben moeten vechten tegen de Duitse overheersers, goh goh! De hekkensubsidie zijn we kwijtgeraakt door het CDA, dat altijd voor het rentmeesterschap was, maar dat nu niet meer is. Schande, want wat kan een mens nu beter om zijn erf hebben dan een goed, hoog en sterk hek. Het zal het einde voor de Hanink Hekwerken betekenen, maar dat interesseert de dames en heren in de gemeenteraad niet.’
De heer Hanink heeft nog geprobeerd om de gemeenteraad zo ver te krijgen dat er wel subsidie kon worden gegeven voor ‘hekwerken van verzwaard plasticmateriaal’, maar hij moest teleurgesteld het gemeentehuis verlaten.
‘Ik werd eenvoudig uitgelachen door de dames en heren! Uitgelachen! Er is toch nauwelijks diefstal of inbraak in Dirkswoud, grinnikten ze. Ja, maar hoe komt dat? Door de hekken! Rentmeesterschap, heren, daar draait het nog steeds om in 2010!’
‘Ik heb me inmiddels uitgeschreven als lid bij het CDA, jazeker. Weg van die verkalkte troep, die uitgezakte bende. Ik ben me aan het bezinnen. Er zijn al mensen bij me langsgeweest, die zeiden: je moet bij de PVV komen. Wilders, dat is een goeie. Maar ik vind die naam Wilders al zo’n boevennaam, dus dat doe ik niet. Ik zit er nu over te denken om met een eigen lijst, Erfafscheidingen Dirkswoud (E.D.), aan de volgende gemeenteraadsverkiezingen mee te doen. En dan zullen we het nog eens zien! En dat E.D. mag u gerust ook lezen als ‘En Dergelijke’, want er komen natuurlijk meer punten in ons programma. Zoals. De veiligheid van onze burgers moet gewaarborgd worden. Dus: meer blauw op straat en op de vaarten. Kentekenregistratie bij de ingangen van het dorp en verplichte fouillering van eenieder die het dorp binnenkomt. Voorts: paspoortcontrôles wanneer de toezichthouder vermoedt dat de binnenkomer een buitenlander is. Jawel! Want hoeveel worden de winkeliers en rustige burgers van Amsterdam, Rotterdam en Utrecht  niet beroofd, vaak gewoon midden op straat en overdag! En door wie? Door buitenlanders, meneer! Dat moeten wij in Dirkswoud te allen tijde zien te voorkomen.’

zaterdag 2 oktober 2010

Dat komt eigenlijk door mij

Op 1 oktober vindt elk jaar in Dirkswoud de bamisprocessie plaats. Bamis is een verkorting van Bavomis, en Sint Bavo is de patroonheilige van het bisdom Haarlem-Amsterdam. Hij werd altijd aangeroepen voor een goede oogst, maar dat was niet meer van deze tijd, zei pastoor Engelbertus de Zeeuw mij. Er waren nog wel een paar boertjes met een gemengd bedrijf in zijn parochie, zei hij, maar het hield niet over. De meeste oogst in Nederland zit in de Noord-Oost Polder en in het Westland, die zit niet hier. En om nou voor de Noord-Oost Polder te gaan bidden en processielopen...
- Wat te doen, meneer Hoogeboom?
- U wilt niet van uw bamisprocessie af?
- Nee, alle processies blijven. Maar er moet een modernisering komen.
- Tja. Je kunt natuurlijk geen processie gaan lopen en er dan niet bij zeggen waarom je hem loopt. Wacht eens, Sint Bavo wordt ook aangeroepen voor long- en keelontstekingen! Zou dat geen goed idee zijn?
- Hmm!
En zo komt het dat in augustus en september in de Sint Clarakerk steeds weer werd gewaarschuwd voor de ‘besmettelijke keelklachten’ en de ‘levensgevaarlijke longontsteking, die ook in onze parochie weer opgeld doet’. ‘Meestal,’ zei de pastoor vanaf zijn preekstoel, ‘kan een goede KNO-arts er nog veel aan doen, maar soms is het te laat. Stil, godverdomme! Maar soms is het te laat, en dan wordt het tijd om onze goede Sint Bavo aan te roepen. Sint Bavo, onze patroonheilige tegen long- en keelklachten, die tijdens zijn kluizenaarsschap al diverse mensen uit de dood heeft getild en wederom tot leven heeft gebracht. Die vooral de mensen met keelklachten ten goede is gekomen.’

vrijdag 1 oktober 2010

Een seksueel dier

- Wij, van RTV Dirkswoud, gaan vandaag, in het kader van het veelbekeken programma In de keuk’n kiek’n, eens op zoek naar Wilfred de Groot. Wie is Wilfred? Wilfred is een aankomend Dirkswouds pornotalent. We bellen aan. Tríííng!!
- Ja?
- Goedemiddag, mevrouw De Groot. Wij zijn van RTV Dirkswoud. Is Wilfred thuis?
- Nee. Die is er even niet.
- Maar mogen we bij u binnenkomen?
- O ja hoor!
(...)
- En hoe is Wilfred bij de porno terechtgekomen?
- Dat komt eigenlijk door mij. Wilfred had altijd al het idee: ik ga het maken in de film, op het toneel en zo. Dus hij ging al die musicalliedjes uit zijn hoofd leren. Heel knap, hoor, maar door die ecomononische recessie loopt dat allemaal terug, hè, die musicals. Daar vind je niet ééntweedrie een baan meer.
- Daarna heeft Wilfred zich enige tijd op het cabaret toegelegd.
- Ja, maar daar moet je een scherpe tong voor hebben, en dat hebben de De Grootjes niet. Dus dat heeft maar een jaar geduurd. Hij werd er zo draaierig van, dat ik dacht: nu moet er wat gebeuren. Dus ik heb de Handyman gebeld. Kunt u niet een jongen gebruiken, vroeg ik. Heppu niet een meisje? vroeg ie. Ik zeg, nee, ik heb alleen een jongen van achttien. Maar hij zegt: kom maar langs. Wij er dus op af. En hij kreeg een baan aangeboden.
- Als porno-acteur?
- Als porno-acteur, ja. Daar komt hij net aan.
(...)
- Wilfred, welke talenten moet je hebben als porno-acteur?
- Je moet ten eerste vreselijk hard willen werken. Het is geen baantje dat je van 9 tot 5 uur doet. En dat kan ten koste gaan van je privéleventje, is het niet, moeder?
- Dat valt best mee, jongen.
- En verder moet je een héél klein beetje kunnen acteren, maar dat moet je zo doen dat de mensen dat niet zien. Dat je acteert. Dat is ook het grote verschil met de bühne of de Nederlandse film. Iemand als Jeroen Krabbé zou geen hoge ogen gooien bij de Handyman.